Hoe en wat in het bad…?
Eindelijk terug in het bad! Dat wil zeggen de leszwemmers voor de lintjes en ABC. De brevetkinderen moeten helaas nog langer geduld hebben.
Als ik dit schrijf zit de eerste les er alweer op. Een aantal kinderen moest weer behoorlijk wennen, ze vinden het weer spannend om het water in te gaan of ze zijn de juiste zwemtechniek (een beetje) vergeten. Andere kinderen springen zo het water in en zwemmen weg alsof gisteren nog hun laatste les was. Om te verklaren hoe dat kan moeten we kijken naar de verschillende fases van het leerproces.
Eerste fase (groepjes rood en roze). Het watervrij worden. Ieder zwemlestraject start met het leren durven bewegen in en onder water. Leren dat bewegen in het water leuk is en ervaren dat het water een dragende kracht heeft. Zelfvertrouwen ontwikkelen is belangrijk in deze fase.
Tweede fase (groepjes blauw, geel en begin van wit). Het aanleren van de techniek en het automatiseren van de juiste technische slag. In deze groepjes wordt stap voor stap de zwemtechniek aangeleerd: eerst de benen, daarna de armen en tenslotte de combinatie met het hoofd boven water. De focus ligt hier op de techniek. We richten onze lessen in volgens de methode “praatje, plaatje, daadje”. Dat betekent zoveel als: we leggen uit hoe het moet, we laten een goed voorbeeld zien (zelf of door een ander kind) en aansluitend gaan de kinderen zelf oefenen. Vaak vullen we dat nog aan door het kind te laten voelen hoe de juiste techniek gaat door voeten of handen vast te pakken en op de juiste manier te bewegen. Steeds kleine stukjes techniek oefenen en regelmatig herhalen maakt dat de beweging uiteindelijk geautomatiseerd wordt.
Derde fase (eind groepje wit en groepjes bruin (A) en B en C).
Als de kinderen niet meer hoeven na te denken over de techniek van het zwemmen met armen en benen tegelijk dan is de techniek geautomatiseerd. Er kan dan verder gewerkt worden aan de conditie. Er worden langere afstanden gezwommen en geoefend met (meer) kleding aan. Bij A gaat dit voornamelijk om de techniek van de schoolslag en rugslag. Bij B en C worden de borstcrawl en de rugcrawl belangrijker en de afstanden langer.
Kinderen die het na een lange periode niet zwemmen weer spannend vinden om naar de zwemles te gaan, zijn vaak niet helemaal watervrij. Ze hebben nog angst voor het water en moeten opnieuw wennen. Als het in de hogere groepjes nog speelt durven ze waarschijnlijk niet goed op hun eigen vaardigheden te vertrouwen. Geen druk zetten en geduld hebben is hier het beste advies. Geef het kind de ruimte om te ervaren wat het al wel kan en van daaruit weer rustig verder gaan bouwen.
Er zijn ook kinderen die heel graag weer komen zwemmen maar (een groot deel van) hun zwemtechniek vergeten zijn. Bij deze kinderen is de slag nog niet voldoende geautomatiseerd. Ga maar na, als je als volwassenen onverwacht in het water valt zul je niet verdrinken en ‘automatisch’ gaan zwemmen, terwijl je laatste zwemles waarschijnlijk al vele jaren geleden is. De techniek verdient misschien geen schoonheidsprijs, maar de zwemslag is geautomatiseerd. Kinderen die hun zwemslag nog niet geautomatiseerd hebben moeten misschien een klein stapje terug doen om de basis weer even op te pikken maar ze zullen de instructie waarschijnlijk snel herkennen en hopelijk snel weer stappen (slagen) vooruit maken. Het is belangrijk dat de juiste techniek eerst geautomatiseerd wordt voordat er langere afstanden worden gezwommen, anders wordt er juist een verkeerde zwemtechniek geautomatiseerd.
Kinderen die de juiste zwemtechniek goed geautomatiseerd hebben kunnen weer lekker aan de slag met het opbouwen van hun zwemconditie. Ook gaan ze weer verder met het aanleren of verbeteren van survival-vaardigheden zoals door het gat zwemmen, draaien om de lengte as, me een koprol te water gaan of een hoekduik naar de bodem maken.
Mocht u vragen hebben over de vorderingen van uw kind, stuur gerust een mailtje naar zwemles@snippen.nl
Sylvia van der Marel